La belle epoque

Programma:

Mel Bonis                      Soir et Matin, opus 76

Germaine Tailleferre     Pianotrio

Cécile Chaminade          Vieille ChansonCécile

Chaminade                   Pianotrio nr. 2 in a,  opus 34

Gedicht 'Still I rise' van Maya Angelou

Programmatoelichting

Melanie Bonis

In 1858, werd in Parijs Melanie Bonis geboren. Haar ouders hadden geen interesse in muziek, maar Melanie wel. Zo leerde ze zichzelf piano spelen. Dankzij vrienden van haar ouders, kon ze terecht voor pianoles bij de beroemde componist César Franck; hij zag haar talent, en zorgde ervoor dat ze auditie mocht doen aan het Parijse conservatorium. Ze werd aangenomen. Haar vader wou het niet hebben, maar ze sloeg zijn advies in de wind en ging toch. Aan het conservatorium had ze het heerlijk, maar ook had ze al snel door dat ze als vrouw

nooit serieus genomen zou worden. Ze gaf zichzelf een pseudoniem; Mel Bonis. Een naam die niet specifiek vrouwelijk klonk, voor het geval ze ooit muziek zou publiceren; dan zou haar vrouwelijke naam haar niet in de weg zitten. Op het conservatorium ontmoet ze een medestudent, Amédée. Amédée was dichter, zanger en muziekrecensent. Ze vielen als een blok voor elkaar. Hij deed haar een aanzoek, maar haar ouders verboden haar om met hem te trouwen, en dwongen haar om het conservatorium te verlaten.

 

gedicht “Sta op, mijn ziel” van Amédée Hettich

Sta op, mijn ziel! En laat je wonden open zijn,

De pijn zal je ziel scherpen

Hoe dieper de wond, hoe zuiverder lijkt

Die onbeschrijfelijke zoetheid van de eeuwige droom!

 

De dochter van Melanie Bonis zei over de muziek van haar moeder:

Het interessantste aan haar muziek is misschien wel de discrepantie tussen haar leven als ‘Madame Domange’, waarbij ze voldeed aan al haar sociale plichten en een moreel rigide leven leefde, en de sensualiteit en energie die in haar composities zit van haar pseudoniem Mel Bonis.

 

Germaine Tailleferre

De volgende componiste is Germaine Tailleferre. Zij werd geboren als Germaine Taillefesse, maar veranderde later haar achternaam naar Tailleferre. U zult straks horen waarom. Germaine Tailleferre werd geboren in 1892. Ook haar vader stond haar niet toe om naar het Parijse Conservatorium te gaan, maar ze ging toch. Gelukkig won ze in haar eerste jaar op het conservatorium een prijs voor muzikaliteit, waardoor haar vader bijdraaide. Hij stond het toe, maar weigerde om haar studies te betalen. In de jaren 20 sloot Germaine bij het gerenommeerde collectief Les Six. Les Six was een collectief van zes Franse componisten, Germaine was de enige vrouw bij. Ravel omschreef haar muziek als zeer Frans. Hij zei letterlijk: Ze spreekt Frans. Andere kenmerken van haar stijl zijn: lichtvoetig, grillig, jazzy en neoklassiek. Al deze kenmerken hoort u terug in haar pianotrio. Germaine zou haar hele leven blijven werken aan dit pianotrio. Van haar 24e tot en met haar 86e. Toen ze 86 voegde ze nog een extra deel toe aan het trio. Ze zou tot haar dood blijven componeren.

 

Cecile Chaminade

Een veelgehoord commentaar op deze drie componistes was dat hun muziek soms te vrouwelijk klonk. Specifiek het volgende lied van Cecile Chaminade werd afgedaan als te vrouwelijk, omdat het over de liefde ging. Toch was het, vooral onder vrouwen, populair.

 

Laatst nog, mijn eerste symfonie werd uitgevoerd in de Parijse Opera, en de recensie luidde:

“In deze tumultueuze tijden, waarin iedereen zich Wagner waant en probeert zulke gecompliceerd mogelijke muziek te schrijven, is Chaminade een interessante, nieuwe stem. Haar muziek is expliciet Frans, simplistisch en kalm.” Geen slechte recensie, maar: Frans, simplistisch en kalm? Wat een onzin. Ook ik kan gespierde en brullende muziek maken. En deze recensie wil ik je trouwens ook niet onthouden. Dit stond in the New York Evening Standard, na mijn debuut in Carnegie Hall. “Haar muziek heeft een zekere vrouwelijke charme, maar het is verschrikkelijk oppervlakkig en er is geen variatie in te herkennen. Dit concert sterkte mij vooral in de overtuiging dat vrouwen op een dag misschien zullen mogen stemmen, maar dat ze nooit, maar dan ook nooit, iets zullen componeren wat de moeite waard gaat zijn. Alle vrouwen lijken oppervlakkige muziek te schrijven.” Gelukkig krijg ik zo nu en dan waardering van collega’s. En niet van de minsten; George Bizet, Frans Liszt, en Camille Saint Saens hebben alledrie publiekelijk hun lof voor mij uitgesproken. Dat doet mij goed.

Laatst zei Ambroise Thomas, die ik helemaal niet zo goed ken, maar die ik zeer waardeer als componist over mij : "Dit is geen vrouw die componeert maar een componist die vrouw is."

 

Chaminade was haar hele leven aan de excentrieke kant geweest; ze was vegetarisch, ze was spiritueel, zo zei ze dat ze een keer de geest van Beethoven had gevoeld in Bonn. Wat ook niet hielp, was dat ze in 1901 trouwde met een oudere man. Hij was een muziekuitgever op

leeftijd, ze zou nooit met hem gaan samenwonen, het was naar alle waarschijnlijkheid een verstandshuwelijk. Toen ze een paar jaar getrouwd waren, ging Cecile, alleen, op tournee naar Amerika. In Amerika was ze bijzonder populair; in de afgelopen jaren was haar ster gerezen en werd zij door vele Amerikaanse vrouwen gezien als rolmodel. Er waren wel 200 Chaminade fanclubs door heel Amerika.

 

Gedichtje uit het Amerikaanse tijdschrift 'Etude':

13 months old daughter of Mr. and Mrs. Arthur Manweiler

Miss Muriel is a music lover, Around the piano she likes to hover.

She claps her hands with wild delight

And tries to dance with all her might.

It wouldn’t be the least way odd

If she turned out a Chaminade.

 

Still I Rise

You may write me down in history

With your bitter, twisted lies,

You may trod me in the very dirt

But still, like dust, I'll rise.

Does my sassiness upset you?

Why are you beset with gloom?

’Cause I walk like I've got oil wells

Pumping in my living room.

Just like moons and like suns,

With the certainty of tides,

Just like hopes springing high,

Still I'll rise.

Did you want to see me broken?

Bowed head and lowered eyes?

Shoulders falling down like teardrops,

Weakened by my soulful cries?

Does my haughtiness offend you?

Don't you take it awful hard

’Cause I laugh like I've got gold mines

Diggin’ in my own backyard.

 

You may shoot me with your words,

You may cut me with your eyes,

You may kill me with your hatefulness,

But still, like air, I’ll rise.

Does my sexiness upset you?

Does it come as a surprise

That I dance like I've got diamonds

 

At the meeting of my thighs?

Out of the huts of history’s shame

I rise

Up from a past that’s rooted in pain

I rise

I'm a black ocean, leaping and wide,

Welling and swelling I bear in the tide.

Leaving behind nights of terror and fear

I rise

Into a daybreak that’s wondrously clear

I rise

Bringing the gifts that my ancestors gave, I am the dream and the hope of the slave.

I rise

I rise

I rise