Het verhaal van mijn oma

Het StringWood Ensemble brengt het verhaal van de Katwijkse Annie van Leeuwen, die als kind de 2e wereldoorlog meemaakte. Haar kleindochter Denise van Leeuwen, klarinettiste van het StringWood Ensemble, zal het indrukwekkende verhaal van haar oma vertellen.

Ook op de klassieke muziek heeft de Tweede Wereldoorlog zijn sporen nagelaten. Verschillende componisten konden niet werken, omdat zij vervolgd of onderdrukt werden. In dit concert maakt het StringWood Ensemble de verbinding tussen muziek van een aantal van deze componisten en het verhaal van Annie van Leeuwen.

Programma 

Krása / arr. D. van Leeuwen              Brundibár Suite: I. Allegro energico

                                                                                 II. Valse, lento cantabile 

                                                                                 VII. Allegro molto a la marcia

Frid                                                  Pianotrio, op. 27: I. Introduzione

Ligeti / arr. D. van Leeuwen              6 Bagatelles: I. Allegro con spirito 

Weinberg                                          Strijkkwartet nr. 4: II. Moderato Assai 

                                                                                     III. Largo Marciale

Shostakovich                                    Strijkkwartet nr. 3, Op 73: III. Allegro non troppo

Ligeti                                               Sonate voor cello solo: I. Dialogo

Marianelli / arr. E. Rhebergen           Elegy voor Dunkirke

Shostakovich                                    Pianokwintet in g mineur, op 57: IV. Intermezzo: Lento

Krein                                               Jewish Sketches II: I. Andante

Chajes                                             Hebrew Suite: IV. ‘In Jerusalem’

Ben-Haim                                         Klarinetkwintet: III. Tema con variazioni

Chajes                                             Hebrew Suite: III. ‘Horah’

Introductie Katwijk in 1940

In de maanden voorafgaand aan de Duitse invasie in Nederland in 1940, was de spanning in Katwijk al goed merkbaar. Op 1 september 1939, toen Nederland de Staat van Oorlog afkondigde, werd de vissersvloot gedwongen aan land te blijven. Dit had verstrekkende gevolgen voor Katwijk, waar een groot deel van de bevolking van de visserij afhankelijk was. Pas in 1940 werd het vissen weer toegestaan, maar vóór de inval in mei waren er al slachtoffers gevallen door zeemijnen.

 

De dreiging van oorlog bracht ook militaire aanwezigheid naar de regio. Soldaten werden gestationeerd bij de Valkenburgseweg in Katwijk aan den Rijn om het vliegveld Valkenburg te bewaken. Dit vliegveld, dat bij het uitbreken van de oorlog nog niet volledig operationeel was, kreeg vanwege de strategische ligging nabij Den Haag grote betekenis voor de Duitsers. De Nederlandse regering zette 450 soldaten in om Valkenburg te verdedigen.

Op de ochtend van 10 mei 1940 breekt de Duitse inval uit, met luchtlandingen op de vliegvelden rondom Den Haag, waaronder Valkenburg. Om 4.15 uur begint de aanval op het vliegveld, gevolgd door de landing van parachutisten. De Nederlandse weerstand is echter minimaal, aangezien slechts een klein aantal verdedigers aanwezig is. De Duitsers brengen 1000 soldaten mee, maar door de onvoltooide staat van het vliegveld zakken veel van hun vliegtuigen vast in de modderige grond. Daardoor moesten 22 vliegtuigen uitwijken naar het strand tussen Katwijk en Scheveningen. Desondanks slaagden de Duitsers erin het vliegveld en Valkenburg nog dezelfde ochtend te bezetten. Later die dag trokken de Duitse troepen verder naar Katwijk aan den Rijn.

Introductie op de muziek

De muziek die we hebben gekozen voor dit programma weerspiegelt de impact van de Tweede Wereldoorlog op zowel de componisten zelf als hun werk. In tijden van oorlog werden veel componisten gedwongen hun carrières op te geven of te vluchten, terwijl anderen hun muziek gebruikten om hun ervaringen van onderdrukking, verlies en verzet uit te drukken. We beginnen het concert met delen uit de kinderopera Brundibár, een opera die in het Joodse weeshuis in Praag werd gecomponeerd en later in concentratiekamp Theresienstadt 

uitgevoerd. Het toont hoe kunst een belangrijke rol speelde in het bewaren van menselijke waardigheid, zelfs in de meest gruwelijke omstandigheden van de oorlog. Een andere componist uit dit programma, György Ligeti, gebruikte zijn muziek als een manier om zijn trauma’s te verwerken die hij als dwangarbeider in Hongarije opliep door de verschrikkingen van de nazi’s.

Ook de rest van de muziek in dit concert is gekozen omdat ze de harde realiteit van de oorlog uitdrukken, zowel in persoonlijke ervaringen als in bredere culturele en politieke contexten. Ze herinneren ons eraan hoe muziek als uitlaatklep fungeerde, zelfs in de donkerste tijden van de geschiedenis.

Programmatoelichting

Hans Krása – Brundibár Suite

Hans Krása schreef de kinderopera Brundibár in 1938. De repetities begonnen in 1941 in een Joods weeshuis in Praag, dat tijdelijk onderdak bood aan kinderen die door de oorlog van hun ouders waren gescheiden. In de winter van 1942 vond daar de eerste uitvoering 

plaats voor een klein publiek van 150 mensen. Tegen die tijd waren zowel Krása als decorontwerper František Zelenka al gedeporteerd naar Theresienstadt. In juli 1943 volgden vrijwel alle kinderen uit het oorspronkelijke koor en het personeel van het weeshuis.

 

In Theresienstadt werd Krása herenigd met de cast. Hij reconstrueerde de volledige partituur uit zijn geheugen en op basis van een pianopartituur waarvan hij nog een gedeelte bezat. De muziek werd aangepast aan de instrumenten die in het kamp beschikbaar waren, 

waaronder fluit, klarinet, gitaar, accordeon, piano, percussie, violen, een cello en een contrabas. Zelenka ontwierp opnieuw het decor, met geschilderde achtergronden en een hek waarin gaten waren uitgesneden, zodat de zangers hun hoofden in de plaats van dierenkoppen konden steken. De opera ging op 23 september 1943 in première en werd het jaar daarop 55 keer opgevoerd.

In 1944 vond een speciale voorstelling plaats voor vertegenwoordigers van het Rode Kruis, die het kamp inspecteerden. De omstandigheden in Theresienstadt waren echter gemanipuleerd: om het kamp minder overvol te laten lijken, waren veel gevangenen tijdelijk naar Auschwitz gedeporteerd.

Later dat jaar werd Brundibár gefilmd als onderdeel van de nazistische propagandafilm Theresienstadt: ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet. In de maanden na de opnames werden veel van de betrokkenen, onder wie de kinderen, Krása, regisseur Kurt Gerron en de musici, op transport gesteld naar Auschwitz, waar zij werden vermoord.

Géza Frid – Pianotrio, op. 27: I. Introduzione

De Hongaarse componist Géza Frid emigreerde in 1929 naar Nederland, waar hij zich vestigde als componist en pianist. Hij verwierf internationaal aanzien, en zijn werken werden met succes uitgevoerd in onder andere Frankrijk, Zwitserland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Tijdens de Duitse bezetting werd hem als Jood verboden op te treden, waardoor hij zijn muzikale carrière noodgedwongen moest onderbreken. In die periode sloot hij zich aan bij het verzet, waar hij onder meer illegale pamfletten verspreidde en vervalste documenten regelde om anderen te helpen onderduiken. Zelf dook hij niet onder en wist, mede door vervalste papieren, arrestatie te ontlopen. Na de oorlog pakte hij zijn werk als componist en pianist weer op en groeide hij uit tot een invloedrijke figuur in het Nederlandse muziekleven.

 

György Ligeti – 6 Bagatelles: I. Allegro con spirito  & Sonate voor cello solo, I. Dialogo 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd György Ligeti, als jonge Joodse man in Hongarije, geconfronteerd met de wreedheden van het naziregime. In 1943 werd hij op twintigjarige leeftijd opgeroepen voor een dwangarbeidersdienst, een lot dat veel Joodse mannen in Hongarije trof. Hij werd naar een werkkamp gestuurd, waar hij onder zware omstandigheden moest werken voor het Hongaarse leger, dat toen een bondgenoot was van nazi-Duitsland. De dwangarbeiders werden ingezet voor zware taken, zoals loopgraven graven en militaire infrastructuur aanleggen, vaak zonder voldoende voedsel, kleding of medische zorg. De omstandigheden waren erbarmelijk, en velen overleefden het niet.

Ondertussen werd een groot deel van zijn familie slachtoffer van de Holocaust. In 1944, na de Duitse bezetting van Hongarije, werd zijn vader gedeporteerd naar Auschwitz, waar hij werd vermoord. Ook zijn broer werd naar een concentratiekamp gestuurd en overleefde dit niet. In totaal werd bijna zijn hele familie uitgeroeid. Zijn moeder, een arts, werd eveneens naar Auschwitz gedeporteerd, maar overleefde als een van de weinigen.

Ligeti zelf wist te ontsnappen aan de massadeportaties, omdat hij als dwangarbeider werd ingezet in verschillende kampen. Toen het Sovjetleger in 1944-1945 Hongarije naderde, begon een chaotische terugtrekking van de Duitsers en Hongaarse fascisten. Tijdens deze periode slaagde Ligeti erin om te ontsnappen en keerde hij terug naar Boedapest, waar hij na de bevrijding in 1945 zijn studie aan de Ferenc Liszt-Akademie kon hervatten.

 

Mieczysław Weinberg – Strijkkwartet nr. 4: II. Moderato Assai & III. Largo Marciale

De familie van M. Weinberg stamde oorspronkelijk uit Bessarabië, het huidige Moldavië. Tijdens de Kishinyov-pogrom van 1903, een reeks gewelddadige anti-joodse rellen, werden veel familieleden gedood, wat de familie ertoe bracht naar Warschau te emigreren. In Polen studeerde Weinberg piano aan het conservatorium van Warschau, waar zijn muzikale talenten werden erkend. Na de Duitse invasie in Polen in 1939 vluchtte hij naar Minsk in de Sovjet-Unie, terwijl zijn ouders en zus achterbleven in Polen en later in het Trawniki-kamp om het leven kwamen. In Minsk volgde Weinberg compositieleer bij Zolotaryov, een leerling van Rimski-Korsakov.

De ochtend na zijn diplomauitreiking in juni 1941 viel nazi-Duitsland de Sovjet-Unie binnen, waarna Weinberg werd geëvacueerd naar Tasjkent. Daar werkte hij bij de opera en ontmoette hij verschillende prominente persoonlijkheden die ook waren gevlucht. Dmitri Sjostakovitsj, onder de indruk van Weinbergs eerste symfonie, zorgde ervoor dat hij in 1943 naar Moskou kon verhuizen, waar hij de rest van zijn leven zou blijven.

Na de oorlog nam het antisemitisme in de Sovjet-Unie toe. In 1948 werd zijn schoonvader door de geheime politie vermoord en werden veel Joodse kunstenaars gearresteerd. Weinberg zelf werd in 1953 gevangengezet vanwege vermeende plannen voor een Joodse republiek op de Krim. Sjostakovitsj probeerde hem te helpen met een brief aan Beria, Stalins rechterhand, maar waarschijnlijk redde de dood van Stalin op 5 maart 1953 hem van een nog erger lot.

Dmitri Shostakovich – Strijkkwartet nr. 3, Op 73: III. Allegro non troppo & Pianokwintet in g mineur, op 57: IV. Intermezzo: Lento 

Dmitri Sjostakovitsj was een van de meest prominente componisten in de Sovjet-Unie, maar zijn muziek werd vaak beïnvloed door de constante dreiging van politieke onderdrukking en censuur. Zijn carrière was een voortdurende balans tussen artistieke vrijheid en de eisen van het regime. Zijn Strijkkwartet nr. 3, gecomponeerd in 1946, is een goed voorbeeld van hoe zijn werk de verschrikkingen van de oorlog en de repressieve atmosfeer van de Sovjetstaat weerspiegelt. Hoewel het stuk op het eerste gezicht lijkt te verwijzen naar de persoonlijke gevolgen van de oorlog, zijn er in de muziek vaak diepere, verborgen boodschappen die kritiek leveren op de staat en de chaos van de tijd.

In 1940, het jaar waarin hij het Pianokwintet schreef, stond Sjostakovitsj al onder grote druk van het regime. Dit werk, dat later de Stalinprijs zou winnen, is een van de meest gerespecteerde composities van de 20e eeuw. Het wordt echter ook gezien als een stuk waarin de onderliggende dreiging van oorlog en het persoonlijke lijden van de componist voelbaar zijn. Ondanks de officiële erkenning van het regime, bevat de muziek subtiele maar krachtige verwijzingen naar de angst en de repressie die Sjostakovitsj voortdurend ervoer. Hij was zich terdege bewust van de gevaren van openlijke kritiek op het Sovjetregime, wat zijn muziek vaak een gelaagd en dubbelzinnig karakter gaf.

Sjostakovitsj bevond zich gedurende een groot deel van zijn leven in een delicate positie. Zijn werk werd regelmatig beoordeeld door de autoriteiten, en zijn muziek werd soms als “bourgeois” of te kritiek op het regime afgekeurd. In 1936 werd zijn beroemde opera Lady Macbeth van Mtsensk scherp bekritiseerd in de pers, wat leidde tot een periode van isolatie en angst. Hij werd zelfs in de gaten gehouden door de geheime politie en kreeg te maken met censuur die zijn creativiteit vaak beperkte. In de jaren '40 en '50, met de groeiende repressie onder Stalin, kreeg hij zelfs te maken met directe bedreigingen van arrestatie. Na de dood van Stalin in 1953 kwam er enige verlichting voor Sjostakovitsj, maar de herinnering aan de onderdrukking en het voortdurende gevaar bleef een invloed uitoefenen op zijn werk en zijn leven.

 

Dario Marianelli – Elegy for Dunkirk 

Deze compositie werd geschreven door de Italiaanse filmcomponist Dario Marianelli voor de film Atonement (2007). Het beeldt de chaos en wanhoop uit van de evacuatie van de geallieerde troepen bij de Franse havenstad Duinkerken in 1940.

 

Alexander Krein – Jewish Sketches II: I. Andante

Krein, een componist van Joods-Russische afkomst, combineerde traditionele Joodse melodieën met moderne harmonieën. Tijdens de oorlog werd veel van zijn werk verboden door de Sovjetautoriteiten. 

Krein werd geboren in een familie van muzikanten en studeerde muziek in Sint-Petersburg. Zijn vroege werk was diep geworteld in de Russische muzikale traditie, maar hij werd ook beïnvloed door de joodse cultuur en muziek. Hij stond bekend om het combineren van traditionele Russische muziek met elementen uit de Joodse muziek. Jewish Sketches is een expressieve weergave van Joodse muzikale tradities, die onder druk stonden door vervolging en vernietiging.

In 1941, na de Duitse invasie van de Sovjet-Unie, vluchtte hij naar Tasjkent (in Centraal-Azië), waar hij veel Joodse kunstenaars en componisten ontmoette die daar waren geëvacueerd. Hoewel Krein verder composities schreef, had hij te maken met de zware politieke en culturele onderdrukking van het Sovjetregime. Net als veel andere Joodse kunstenaars werd hij tijdens de oorlog geconfronteerd met antisemitisme, wat zijn werk en carrière bemoeilijkte.

 

Julius Chajes – Hebrew Suite: III. ‘Horah’& IV. ‘In Jerusalem’

Julius Chajes (1910–1985) was een Joods-Oostenrijks-Amerikaans componist, pianist en dirigent, wiens werk diep geworteld is in zowel de Europese klassieke traditie als de Joodse muzikale erfenis. Geboren in Lviv (destijds onderdeel van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, nu Oekraïne), kreeg hij zijn muzikale opleiding in Wenen bij onder anderen Richard Robert en Moritz Rosenthal. Met de opkomst van het nazisme ontvluchtte hij Europa en vestigde zich in Palestina, waar hij werd geraakt door de rijke en diverse klanken van de Joodse gemeenschap. Later emigreerde hij naar de Verenigde Staten, waar hij zich in Detroit ontpopte als een vooraanstaande figuur in het culturele en muzikale leven.

De Hebrew Suite is een van de werken waarin Chajes zijn muzikale identiteit als ‘Joods componist’ nadrukkelijk omarmt. In plaats van slechts een componist van Joodse afkomst te zijn, maakte hij bewust de keuze om zijn artistieke stem te laten doordringen van Joodse muzikale tradities. De suite ademt de invloed van Oost-Europese Joodse volksmuziek, de melancholie van de chazanoet (synagogale zang), en de levendige, ritmische dansen die herinneren aan de Joodse gemeenschappen van Midden- en Oost-Europa. Tegelijkertijd weerspiegelt de suite ook de klanken van het Joodse leven in Palestina in de jaren ’30, waar Chajes in aanraking kwam met de pioniersliederen en de muziek van Sefardische en Jemenitische gemeenschappen. De compositie is opgebouwd uit melodieën en harmonieën die sterk verwant zijn aan de Joodse liturgische en volksmuziek, maar in een klassieke vorm gegoten zijn. Chajes slaagt erin om traditie en vernieuwing met elkaar te verbinden.

Het derde deel, Horah verwijst naar een traditionele kringdans die populair is in de Joodse en Oost-Europese volkscultuur. De dans heeft zijn oorsprong in de Balkans (met name Roemenië) en werd later een belangrijk onderdeel van de Israëlische volksdans. De Horah wordt vaak uitgevoerd bij feestelijke gelegenheden, zoals bruiloften en andere vieringen, en staat bekend om zijn energieke, opzwepende karakter. In de Israëlische variant wordt de dans meestal begeleid door snelle, ritmische muziek en bewegingen waarbij dansers elkaar bij de schouders vasthouden en in een cirkel draaien.

Het deel In Jerusalem is een muzikale schildering van de stad. Het roept de sfeer en betekenis van de heilige stad op met lyrische en ingetogen melodieën. Chajes vangt in dit deel de tijdloosheid van Jeruzalem, een stad die door de eeuwen heen een spiritueel en historisch baken is geweest. De brede, zangerige lijnen doen denken aan traditionele Joodse gebeden en cantorale zang, terwijl de harmonische wendingen de mystieke en soms melancholische ondertoon van de stad weerspiegelen. 

In 1978 schreef de Pools-joodse violist Henryk Szeryng over hem: “Zijn muziek is voor Israël wat Chopin is voor Polen, De Falla voor Spanje of Bartók voor Hongarije.”

 

Paul Ben-Haim – Klarinetkwintet, III. Tema con variazioni 

Paul Ben-Haim (1897-1984) werd geboren als Paul Frankenburger in München en begon zijn carrière als pianist, componist en dirigent in Duitsland. Hij was assistent van Bruno Walter en Hans Knappertsbusch aan de Beierse Staatsopera en werkte als dirigent in Augsburg. Met de opkomst van het naziregime besloot hij in 1933 te emigreren naar Tel Aviv, waar hij een nieuw leven begon als componist en dirigent. In deze periode nam hij de naam Ben-Haim aan, wat "zoon van het leven" betekent in het Hebreeuws—een symbolische breuk met zijn Europese verleden en een omarming van de Hebreeuwse cultuur die zijn werk steeds meer zou beïnvloeden.

Het Klarinetkwintet, gecomponeerd in 1941 en herzien in 1965, laat de vermenging van Oosterse en Westerse invloeden horen, een kenmerk van Ben-Haims stijl. Waar zijn vroege werken nog wortelen in de laatromantiek van Brahms en Strauss, ontwikkelde hij in Palestina een unieke muzikale taal, geïnspireerd door Joodse en Arabische tradities. Dit komt in het kwintet tot uiting in modale melodieën en dansante ritmes. Een bijzonder moment in het werk is het Scherzo, waarin hij het traditionele lied Elohei Tzidki citeert. De klarinet speelt een centrale rol in dit kwintet, wat niet verwonderlijk is gezien zijn nauwe verwantschap met de Klezmermuziek.